Ik kon me ook geen andere wereld voor stellen dan de wereld die ik altijd gezien had, een wereld die tegen mij was daar was ik aan gewend. Doorgaans keek ik vanachter mijn zonnebril, die me als goede vriend nog enigszins tegen alle aanvallen beschermde, de wereld in.
De week die volgde was een feest! Ik sliep uren achter elkaar door, liep zingend over straat zo vrij als ik was. De mensen dachten misschien wel dat ik gek was maar ik was zo blij dat het me niet uit maakte. Ik ging uitgebreid op een bankje aan de IJssel zitten zonder angst voor mijn medemensen. Winkel in en winkel uit, bij vrienden langs die ik al een tijd niet had gezien, geen starende ogen op mij gericht, geen gepraat achter mijn rug. De zonnebril die ik vaak droeg ging meer en meer af en nu vergeet ik hem zelfs van huis mee te nemen, ik mis hem niet.